Tandemfietsen

Als je slecht of niets ziet, kan tandemfietsen een leuke, sportieve en sociale bezigheid zijn. Het is een gezellige sport, want je doet het echt samen in een team.

Tandemfietsen heb je in allerlei soorten en maten, passend bij jou niveau. Wil je gewoon lekker een rondje rustig toeren dan is een standaardtandem, waarbij je meer rechtop zit, waarschijnlijk al voldoende. Wil je ook een beetje snelheid maken op je fiets, dan kun je eens kijken naar het meer sportieve tandemwielrennen. Daar worden ook sneller allerlei termen en codewoorden gebruikt. De voorste fietser op de tandem wordt dan bijvoorbeeld de piloot genoemd omdat hij de fiets stuurt. Jij zit achterop en wordt dan de stoker genoemd. Het leuke aan tandemwielrennen is dat je letterlijk voelt dat je samen sterker bent. De power in jouw benen en de ogen van de piloot maken dat jullie een goed duo vormen. Hoe langer je met elkaar traint, hoe beter je ook op elkaar bent ingespeeld.

Bij recreatief tandemfietsen spreekt men van een voorrijder en een achterrijder. De voorrijder stuurt, schakelt, neemt de beslissingen over het tempo, de positie op de weg, wanneer de bochten worden gemaakt en de route. De achterrijder fietst mee en moet de aanwijzingen van de voorrijder nauwkeurig opvolgen.

Als je voor het eerst samen op een tandem stapt is het handig om te oefenen in een rustige omgeving. Ook rechte stukken weg of fietspaden kunnen prettig zijn. Fietsen op een tandem is echt anders dan fietsen op een “gewone” fiets en dat is wennen. De draaicirkel van een tandem is groter en je hebt meer ruimte nodig op de weg. Maak ook concrete afspraken voordat je gaat fietsen. Spreek af welke trapper omhoog staat bij het wegfietsen. Als de voorrijder zegt: remmen, dan rem je. Als de voorrijder zegt: stoppen, dan stop je met trappen. Spreek af welk been bij het stoppen op de grond wordt gezet.

Zorg er als je vertrekt voor dat je eerst in balans komt door een stuk rechtdoor te fietsen. Let er dus op dat je niet meteen na de start een bocht moet maken of meteen weer moet stoppen. Als dit niet kan, dan kun je ervoor kiezen om eerst lopend de bocht te nemen of om over te steken. Wanneer je naast je fiets loopt, loop dan beiden aan dezelfde kant van de fiets. Je loopt dus achter elkaar en houdt allebei het stuur en het zadel met een hand vast.

Kondig als voorrijder tijdig aan dat er een bocht naar links of rechts komt. Maak ruime bochten en houdt aan de “binnenzijde” de trapper omhoog. Dit voorkomt dat je in aanraking komt met een stoeprand of een ander object dat boven de weg uitsteekt. Waarschuw ook op tijd als er een lastige situatie aankomt zoals een bocht, een wegversmalling of een oversteek. En geef op tijd aan als het tempo omlaag moet. Zeg: “langzamer”, “stop” of “benen stil” en geef aan wat er gaat gebeuren.

Het is prettig dat je als slechtziende of blinde tijdens het fietsen weet waar je bent, wat er om je heen is en wat je kunt verwachten. Geef daarom, als voorrijder, ook voldoende informatie over de omgeving, zoals: “dit is een lange rechte weg” of “we zijn nu in het bos”. Ook informatie als “even de benen stil” en “er komt een tegenligger aan, die kan er gewoon langs” is nuttig. Laat de achterrijder weten wat er om hem heen gebeurt en wat er van hem of haar wordt verwacht. Wees je er als voorrijder ook van bewust dat harde geluiden voor de achterrijder bedreigend kunnen overkomen. Vertel in dat geval wat er aan de hand is. Als er bijvoorbeeld een vrachtwagen nadert kun je zeggen: “we kunnen er goed langs, er is ruimte genoeg.” Houd er eveneens rekening mee dat een heuvel op fietsen met een tandem veel zwaarder is dan met een gewone fiets. Schakel daarom op tijd terug naar een lagere versnelling. De heuvel daarna afgaan gaat juist weer veel makkelijker dus zorg dat je op tijd remt.

Veilig afstappen doe je zo. Geef als voorrijder tijdig aan dat jullie gaan stoppen. De achterrijder blijft zitten en houdt zijn voeten op de trappers tot de fiets stil staat. Vervolgens zet je als achterrijder een voet op de grond aan de zijde die jullie vooraf hebben afgesproken. Schakel, voordat je gaat remmen, eerst terug naar een lagere versnelling. Als je dan weer op gang moet komen, nadat je hebt stilgestaan, is dit prettiger met een lagere versnelling. Sturen en balans houden gaan dan veel makkelijker.